‘Een keuze maken’.
We leren:
Goed weten wat je wilt of wat je ergens van vindt.
Goed luisteren naar de mening van een ander.
Je mening veranderen als je dat wilt.
Iets anders durven kiezen dan de anderen.
Nadenken voor je kiest of ergens iets van vindt.
Het vervolg is een uitbreiding naar specifieke competenties in werksituaties. Het thema van de sociale competenties wordt aangevuld met arbeidsspecifieke competenties.
We leren:
Een baan kiezen:
– iets kiezen wat bij je past
– iets kiezen wat je kunt
– iets kiezen wat je echt (zelf) wilt.
Kiezen voor je werk:
– prioriteit geven aan je werk
– weten dat je minder vrije tijd hebt
– overwerken als het moet
– je werk belangrijk vinden, terwijl anderen dat soms helemaal niet vinden.